29-3-2012
Andere benaming
Borneo 2D
open vanaf februari 1945
Ligging
| Dit kamp lag hoog in de bergen tussen Jesselton
  aan de westkust en Sandakan aan de oostkust. In verband met de
  oorlogssituatie (Noord-Borneo werd door de geallieerden regelmatig
  gebombardeerd vanuit de Filippijnen èn een landing werd gevreesd) moest
  voorkomen worden dat krijgsgevangenen in geallieerde handen zouden vallen. De
  krijgsgevangenen werden daarom zogenaamd overgebracht naar een kamp ver van
  de buitenwereld, maar in werkelijkheid werden alle krijgsgevangenen uitgehongerd
  en vermoord. Zij werden gedwongen om in groepen van 50 man door de rimboe een
  afstand van ongeveer 250 km te lopen, vrijwel zonder eten of drinken, een
  tocht van ongeveer 25 dagen. Mannen die uitgeput achterbleven, werden geëxecuteerd
  en in het oerwoud achtergelaten, vandaar de naam dodenmarsen. Van de ongeveer 500 resterende krijgsgevangenen
  in Sandakan bereikten ongeveer de helft het kamp in Ranau, maar door ziekten
  en executies overleefde niemand het kamp. Zes krijgsgevangenen ontsnapten en
  werden door de geallieerden bevrijd. Van de ongeveer 2500 krijgsgevangenen in
  Sandakan bleven dus slechts 6 in leven. | 
Kampcommandant
kapitein Tanakwa, korporaal Katayama (onder gezag
van majoor Suga in Kuching)
Transporten
| datum | binnengekomen uit | overgebracht naar | aantal per
   transport | aantal in kamp | type personen | 
| xx-02-1945 |  |  | 500 | 224 | kr | 
|  |  |  |  | 6 | kr | 
| xx-06-1945 |  |  | 500 | 183 | kr | 
|  |  |  |  | 0 | kr | 
kr=krijgsgevangenen
Literatuur
Daws, Gavan – Gevangenen van de Japanners, 1996,
pg 271, 363-364
Russel of Liverpool, Lord – Bushido, 1958, pg
12-123, 157
Walker, A.G. – 
Witsen, E. van – Krijgsgevangenen in de
Pacific-oorlog, 1971, pg 202-204